
Jurisprudentie
BG5233
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.001.865/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.001.865/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Friese dekhengst. Geen inschrijving in stamboek.
Uitspraak
Arrest d.d. 25 november 2008
Zaaknummer 107.001.865/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H. de Boer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
voor wie gepleit heeft mr. G.A. Stibbe, advocaat te Budel Dorplein,
tegen
De vereniging met volledige rechtbevoegdheid Koninklijke vereniging 'Het Friesch Paarden-Stamboek',
statutair zetelend te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: KFPS,
advocaat: mr. A.H. van der Wal, kantoorhoudende te Leeuwarden,
die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 11 april 2007 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 juni 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van KFPS tegen de zitting van 27 juni 2007.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''[…] bij arrest het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden d.d. 11 april 2007 te vernietigen en opnieuw rechtdoende aan geïntimeerde, eiseres in eerste aanleg, alsnog haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen af te wijzen althans haar deze te ontzeggen.''
Bij memorie van antwoord (aangeduid als conclusie) is door KFPS verweer gevoerd met als conclusie:
''[…] bij arrest, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellant niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond, en het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden d.d. 11 april 2007 te bekrachtigen, zonodig met verbetering van de gronden, en met veroordeling van appellant in de kosten van deze procedure.''
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten. Door [appellant] is tevens een akte 'Wijziging Verandering Eis' ingediend, waarop KFPS heeft kunnen reageren.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
Eiswijziging
1. Ter zitting is toegelicht dat [appellant] met de akte houdende 'Wijziging Verandering Eis' bedoelt dat in dit hoger beroep recht wordt gedaan op de eis in eerste aanleg zoals deze bij akte van 19 maart 2007 is gewijzigd. KFPS heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt, terwijl ook niet is gebleken dat deze wijziging in strijd is met de regels van goede procesorde. Derhalve zal in hoger beroep worden uitgegaan van de gewijzigde eis.
De feiten
2. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 11 april 2007 onder 2.1 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan. Het volgende staat derhalve vast.
3. [appellant] bezit een hengst, Gerben K, die in 2005 heeft meegedaan aan de jaarlijkse hengstenkeuring, georganiseerd door KFPS. Gerben K heeft tot en met de eindronde meegedaan en heeft op alle punten een voldoende behaald. Bij brief van 26 november 2005, houdende de beoordelingsresultaten, is zonder nadere motivering meegedeeld dat Gerben K niet wordt ingeschreven in het stamboek als dekhengst (toevoeging hof; de vermelding van het woord 'dekdienst' in grief I beschouwt het hof als een verschrijving). Tegen dit laatste is bezwaar gemaakt. In reactie hierop is naar voren gekomen dat Gerben K naar het oordeel van de jury onvoldoende toegevoegde waarde heeft om te worden goedgekeurd voor de dekdienst. [appellant] heeft zich hier, ook na gesprekken met het bestuur van KFPS, niet bij neergelegd.
Korte weergave van het geschil
4. Na wijziging van zijn eis heeft [appellant] in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, dat KFPS zal worden veroordeeld tot inschrijving van Gerben K als dekhengst in het Koninklijk Friesch Paarden Stamboek dan wel tot afgifte van een 'dekvergunning' of 'deklicentie'. Tevens wordt een verklaring van recht gevraagd dat KFPS onrechtmatig heeft gehandeld door zulks na te laten. Tenslotte wordt de schade gevorderd die [appellant] door deze weigering zegt te hebben geleden, nader op te maken bij staat.
5. De rechtbank heeft de vorderingen in het beroepen vonnis op alle onderdelen afgewezen.
De grieven 2 tot en met 6.
6. Grief 2 komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat KFPS niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de verplichtingen die uit de contractuele relatie met [appellant] voortvloeien. Met de grieven 3, 4 en 5 wordt vanuit verschillende invalshoeken het door de rechtbank verworpen standpunt gehandhaafd dat KFPS onrechtmatig heeft gehandeld door Gerben K niet als Friese dekhengst in de registers in te schrijven en daarvoor een vergunning of licentie te verlenen. In grief 6 wordt (nogmaals) benadrukt dat de strenge criteria die KFPS zegt na te streven niet bestaan, en in ieder geval niet uit de door haar gehanteerde voorwaarden blijken.
7. Aan al deze grieven ligt de gedachte ten grondslag dat KFPS heeft gehandeld in strijd met artikel 4 lid 2 onder b Richtlijn 90/427 EEG tot vaststelling van zoötechnische en gynealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer, alsmede de beschikkingen 92/353/EEG en 96/78/EG (de vermelding van het nummer 90/353 in de memorie van antwoord beschouwt het hof als een verschrijving). [appellant] verdedigt dat deze regelgeving ten opzichte van KFPS zogenoemde verticale werking heeft omdat deze vereniging als een zelfstandig bestuursorgaan is te beschouwen. Uit dit samenstel van regels volgt volgens [appellant] dat KFPS criteria had moeten opstellen waaraan de hengst moet voldoen om als dekhengst in het stamboek voor de dekdienst te worden opgenomen. De Voorwaarden Centraal Onderzoek 2005 waarvan KFPS zich bedient (hierna kortweg de voorwaarden te noemen) zouden niet aan die eis voldoen omdat daarin slechts procedures worden beschreven.
8. Het hof laat de vraag daar of [appellant] zich in deze procedure kan beroepen op de genoemde Europese regelgeving, omdat de grieven reeds op grond van het navolgende stranden.
9. De stellingen die [appellant] aan zijn grieven ten grondslag legt, komen er op neer dat - in weerwil van de op haar rustende verplichting - door KFPS geen duidelijke criteria zijn geformuleerd (minimumeisen inbegrepen) op grond waarvan een hengst als dekhengst kan worden aangemerkt. Gerben K had volgens hem voor dergelijke certificering of inschrijving wel in aanmerking moeten worden gebracht. Anders dan met name in de derde alinea van grief 3 wordt gesuggereerd, stelt hij echter niet op grond van welke criteria dat dan zou hebben gemoeten en op grond van welke rechtsregel van die criteria zou moeten worden uitgegaan. In zoverre ontbreekt het de vordering aan een deugdelijke onderbouwing. Daarnaast overweegt het hof dat de sanctie op het gestelde ontbreken van heldere criteria niet kan inhouden dat deswege een recht op inschrijving ontstaat, terwijl evenmin vaststaat dat de door [appellant] gestelde schade zou zijn uitgebleven indien wél duidelijke criteria zouden hebben bestaan.
10. Het enkele feit dat de afgelopen jaren diverse hengsten wel voor de dekdienst zijn ingeschreven die beweerdelijk vergelijkbaar hadden gepresteerd aan Gerben K (of zelfs minder), rechtvaardigt niet de conclusie dat Gerben K daarop ook aanspraak kan maken. Indien [appellant] in zijn redenering wordt gevolgd, zijn die inschrijvingen immers ongefundeerd. Uitgaande van dat laatste valt zonder nadere onderbouwing niet in te zien dat Gerben K aan die inschrijvingen enig recht zou kunnen ontlenen. Als zodanige onderbouwing volstaat niet het beroep dat [appellant] heeft gedaan op de gunstige bloedlijn van Gerben K en zijn uitzonderlijk hoge waardering bij het onderdeel galop (7,8). Daarmee is immers nog niet gezegd dat Gerben K voldoet aan de overige criteria die KFPS niet heeft gesteld, maar naar de mening van [appellant] wel had moeten stellen.
11. In zoverre falen deze grieven.
12. Mocht [appellant] met zijn grieven subsidiair beogen te verdedigen dat de voorwaarden wel maatgevend zouden zijn en dat Gerben K op grond daarvan zonder meer als dekhengst had moeten worden geaccepteerd, dan falen deze eveneens. Nog daargelaten dat het KFPS niet vrijstond het bindende advies van de hengstenkeuringscommissie naast zich neer te leggen, blijkt onweersproken uit de stellingen van KFPS dat de hengst die wordt goedgekeurd voor de dekdienst een duidelijk meerwaarde zal moeten bezitten voor de fokkerij. Zoals de rechtbank ook al heeft overwogen, ligt in deze formulering een ruime beoordelingsvrijheid van de hengstenkeuringscommissie besloten. Ook juist (en onbestreden) is de overweging van de rechtbank dat de rechter in situaties als deze slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toekomt, omdat de vraag of een hengst 'meerwaarde' bezit een aangelegenheid betreft die in de eerste plaats de vereniging aangaat. Van de burgerlijke rechter kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden gevergd dat deze ingrijpt in deze interne aangelegenheden door het eigen oordeel in de plaats te stellen van dat van de vereniging.
13. De bloedlijn van Gerben K (een zogenaamde Jasperzoon) kan niet als een meerwaarde worden beschouwd, aangezien door KFPS in dit hoger beroep onbestreden is betoogd dat alleen een vrije bloedlijn uit oogpunt van bloedspreiding een meerwaarde kan zijn, en een Jasperzoon juist geen vrije bloedlijn heeft. Voorts staan tegenover de waardering voor de galop (7,8) aanmerkelijk bescheidener waarderingen voor stap (6,2/6,0), draf (6,5/6,6), HSW (6,3/6,6), overgangen (6,5/6,2), rijpaard (6,7), menpaard (6,7) en tuigpaard (6,8). De juistheid van deze waarderingen staat op zichzelf niet ter discussie. Het gewogen gemiddelde (6,6 op basis van een gemiddeld puntentotaal van 72,6) is bovendien lager dan dat van de hengsten die in 2005 wel positief zijn beoordeeld. Gelet op dit alles valt geenszins in te zien dat KFPS tegenover [appellant] willekeurig, en om die reden onrechtmatig heeft gehandeld, laat staan dat zij tegenover hem zou zijn tekortgeschoten in enige contractuele verbintenis door Gerben K niet als dekhengst in het stamboek in te schrijven.
14. Ook in zoverre falen deze grieven.
Grief 1
15. De eerste grief komt op tegen de overweging van de rechtbank dat [appellant] 'vrijwillig' de door KFPS gehanteerde voorwaarden heeft geaccepteerd door Gerben K voor het Centraal Onderzoek in te schrijven. Hij beweert geen keuze te hebben gehad omdat KFPS de enige instantie is die in Nederland paarden van het Friese ras keurt.
16. Het is het hof niet duidelijk geworden wat [appellant] heeft bedoeld met de suggestie dat de voorwaarden ónvrijwillig zijn geaccepteerd. Voor zover hij met deze grief bedoelt te stellen dat de genoemde voorwaarden niet zijn overeengekomen, faalt deze dan ook. Dat lijkt echter niet de strekking van de grief te zijn. Daargelaten dat [appellant] aan het slot van zijn toelichting op grief 1 betoogt dat niet van belang is of hij die voorwaarden vrijwillig heeft geaccepteerd, vat het hof de grief op als een uitwerking van de stelling die ook aan de overige grieven ten grondslag ligt, te weten dat de voorwaarden waarvan KFPS zich bij de beoordeling van dekhengsten bedient geen criteria bevatten waaraan de hengst moet voldoen om te worden opgenomen in het stamboek voor de dekhengst, en dat het daarop gebaseerde onderzoek om die reden niet voldoet aan de eisen die daaraan op grond van Europese regelgeving dienen te worden gesteld. Aldus uitgelegd, deelt de grief het lot van de overige grieven.
Bewijsaanbod
17. Nu daartoe gezien het voorgaande onvoldoende is gesteld, bestaat er geen aanleiding toe [appellant] tot enige bewijslevering in de gelegenheid te stellen.
De slotsom.
18. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tariefgroep II, 3 punten).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van KSPF tot aan deze uitspraak op € 300,-- aan verschotten en € 2.682,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Jongbloed, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 november 2008 in bijzijn van de griffier.